Menu

Het orgel en de nieuwe Roerfluit-8

Het orgel van de Grote of Maria Magdalenakerk te Goes werd gebouwd van 1641-1643 door de uit Engeland afkomstige William Deakens en telde 26 registers, 2 manualen en een aangehangen pedaal. Van deze periode resten slechts de kassen en de discant van 14.

Een aantal orgelbouwers past in de loop der eeuwen het orgel aan de dan heersende smaak aan. Van 1704-1711 werkte Jacob Cool uit Rotterdam aan het instrument.

Hij plaatst het orgel in de koorsluiting, wijzigt de dispositie, completeert het groot octaaf en bouwt een zelfstandig pedaal.Door dit alles worden de kassen verbouwd. Van hem resten de nrs. 1 (bas), 2, 3, 16, 40 en 42. Uit deze periode dateren ook de grote beelden en de luiken. François Moreau werkt o.a. in 1739 aan de intonatie van diverse registers en legt opnieuw een middentoon stemming aan. Van hem resten de nrs. 15 en 43. Uit dat jaar dateert ook de zogenaamde 'Turkse kap'.In de 19e eeuw werken Van Oeckelen (hij maakt een nieuwe Vox Humana) en Stulting aan het orgel. De laatste vervangt de oude klavieren. In 1909 wordt het binnenwerk gesloopt en bouwt de fa. Van den Bijlaardt een nieuw pneumatisch orgel achter het front. De frontpijpen stelt hij buiten werking. Een zestal oude registers worden benut. Van hem rest de discant van nr. 1. Na de kerkrestauratie van de twintiger jaren breidt de fa. Dekker het orgel uit met een Cornet.

Eind jaren vijftig was het orgel van Van den Bijlaardt geheel versleten. De Kerkvoogdij der Ned. Hervormde gemeente besloot een nieuw orgel te laten bouwen, maar zij had slechts middelen voor een tweeklaviers orgel.

De stad Goes wilde echter gaarne een volwaardig concertorgel in de Grote kerk en men besloot daarom een derde manuaal met twaalf registers te financieren. De exploitatie van het instrument werd in handen gelegd van een daarvoor in het leven geroepen stichting. Tussen aanbesteding en bouw lag echter zoveel tijd dat vanwege inflatie en snel opeenvolgende loonrondes er van de geplande twaalf stemmen slechts acht verwezenlijkt konden worden.

Onder advies van Lambert Erné voltooide de Deense fa. Marcussen een nieuw mechanisch orgel met 39 stemmen verdeeld over Hoofdwerk, Rugwerk, Echowerk (achter het hoofdwerk geplaatst) en Pedaal.

De kassen werden gereconstrueerd, het front gerestaureerd en pijpwerk van een negental registers benut. Daaronder de enige historische Tolkaan 4' van ons land (labiaalpijpen met trechtervormig corpus) en de Roerfluit 8 van het Rugwerk, mogelijk het enige nog bestaande pijpwerk van William Deakens, oorspronkelijk Roerfluit 4'.

Na het aantreden van Kees van Eersel in 1974 werden er acties ondernomen om de twaalf stemmen van het bovenklavier alsnog te verwezenlijken. In 1980 bouwden B.A.G. Orgelmakers onder advies van Kees van Eersel een zwelkast rond het Echowerk. In 1982 brachten zij achter het Echowerk een windlade aan voor vier stemmen en plaatsten twee registers (nrs. 27 en 28, zwevend gestemd). In 1985 voltooiden zij met het plaatsen van de nrs. 34 en 37 het oorspronkelijke Marcussen-concept.

In 2009 werd Arno van Wijk aangesteld als organist.

 

Een nieuwe Roerfluit in het Marcussen-orgel, door Arno van Wijk

In 1641 voltooide William Deakens een nieuw orgel in de Grote of Maria Magdalenakerk in Goes. Het grootste deel van de huidige kas dateert nog uit deze tijd. In de loop van de eeuwen is er veel veranderd: het orgel is uitgebreid, verplaatst naar de koorsluiting waar het nu nog staat, er is pijpwerk uitgehaald en vervangen door nieuwer, moderner pijpwerk etc. etc. Op enig moment was er zoveel aan het orgel gesleuteld dat het in een dermate slechte staat verkeerde dat de firma Marcussen opdracht kreeg om in de oude zeventiende-eeuwse kas een nieuw orgel te bouwen, het huidige orgel.
Marcussen maakte wél gebruik van ouder pijpwerk dat nog in goede staat was en heeft daar een nieuw orgel omheen gebouwd. Eén van die oudere registers was de Roerfluit 8 van het Rugwerk, deze dateerde nog uit 1641, dus uit het oorspronkelijke orgel van William Deakens! Dit register was kenmerkend voor het huidige orgel, het vormde als het ware de kern, de basis van het hele klankconcept.

Echter, tegenwoordig is er wereldwijd een probleem in de orgelbouw: loodcorrosie
Corrosie ontstaat vermoedelijk doordat vluchtig azijnzuur, afkomstig uit hout, zich al bij een lage relatieve luchtvochtigheid kan verbinden met watermoleculen, en ‘acetaat’ vormen. Dit acetaat kan neerslaan op, en reageren met lood. Het product van deze reactie wordt aangeduid met de term ‘loodcarbonaat’ (het witte poeder). Op zichzelf kan het carbonaat geen kwaad (voor het pijpwerk), maar het probleem is dat het acetaat na de reactie opnieuw vrijkomt en gaat reageren met lood. Zodoende is er maar heel weinig acetaat nodig om een doorgaand proces van ‘degeneratie’ in stand te houden. Voor alle duidelijkheid: het zuur waar het hierover gaat is niet het in eikenhout aanwezige looizuur. (overgenomen uit Het Orgel nummer 4, juli 2015, toelichting door Jaap Jan Steensma)

Bij Loodcorrosie beginnende pijpen ogenschijnlijk uit het niets te corroderen. Er ontstaat een wit laagje, meestal daar waar het pijpwerk op het hout staat, de pijpvoet. Dat laagje wordt dikker en wordt een soort poeder, het materiaal verpulvert. Als dit eenmaal aan de gang is, is er niks tegen te doen, het proces gaat verder. Na verloop van tijd is het pijpwerk dusdanig aangetast dat er letterlijk gaten in vallen of pijpen simpelweg uit elkaar vallen. Dit is het geval bij de Roerfluit van William Deakens. Een zorgwekkende ontwikkeling is dat recent is geconstateerd dat dit proces onverminderd doorgaat en ook al optreedt bij nieuwer pijpwerk, helaas ook in Goes…

In het verleden zijn herstelwerkzaamheden aan de Roerfluit gedaan om dit proces uit te stellen of te repareren. Dit had tijdelijk effect, maar zoals gezegd: als loodcorrosie eenmaal aanwezig is, gaat het door. De Goese Roerfluit was dermate aangetast  en het stadium van herstel en reparatie voorbij is. Ook de orgeladviseur van de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed heeft dit bevestigd. 
Verschueren Orgelbouw heeft een geheel nieuwe Roerfluit gemaakt, als exacte kopie van het zeventiende-eeuwse register. Mensuren, intonatie, opsnede etc. zijn nauwkeurig overgenomen zodat er nu een nieuwe Roerfluit klinkt die nagenoeg hetzelfde is als de originele. Nagenoeg, dus niet helemaal precies? Nog niet, als we over 100 tot 150 jaar nog eens naar het orgel gaan luisteren, dan zullen we horen dat de nieuwe Roerfluit zich is gaan “zetten”, het heeft even tijd nodig voordat het nieuwe materiaal dezelfde rijping heeft ondergaan als het oude. De originele zeventiende-eeuwse pijpen zijn veilig opgeslagen op het orgel, met daarbij een rapport van wat het is, waarom het hier ligt, wat er met de nieuwe roerfluit is gebeurd etc. Zodat latere generaties altijd kunnen terugkijken op wat wij in 2024 hebben gedaan. 

Is uw interesse gewekt?

Vraag nu informatie aan